Natuurwaarde 2.0 meet geen biodiversiteit

De laatste tijd komt de biodiversiteit steeds meer in de publieke belangstelling te staan, dat wil zeggen in de media en bij sommige politici. De meeste Nederlanders weten niet wat het is of wat het betekent. Er duiken cijfers op dat in Nederland de natuurwaarde nog maar 19% is (zie Compendium voor de leefomgeving). Let op: natuurwaarde wordt gebruikt in plaats van biodiversiteit!

Leg uit!

Biodiversiteit staat voor zowel de verscheidenheid van soorten als van de aantallen die daarvan voorkomen. Dus als soorten verdwijnen neemt de biodiversiteit af, maar ook als soorten in hoeveelheid terugvallen.

Omdat voor het meten van de biodiversiteit je van alle soorten dieren en planten de aantallen moet weten en dit een onmogelijke opgave is, wordt dit vereenvoudigd (versimpeld) met de natuurwaarde.

Hoe meet men de natuurwaarde?

In 2000 werd de natuurwaarde geïntroduceerd (NCI: Natural Capital Index)i. Dit is in het technisch ontwerpii in 2002 uitgewerkt en leverde een berekening voor natuurwaarde op. In 2010 in een nieuw rapport gemaakt: Natuurwaarde 2.0iii. Dat laatste rapport is de basis van deze korte verhandeling. De natuurwaarde moet een beeld geven van de jaarlijkse verandering in de gemiddelde ecosysteemkwaliteit van de natuurgebieden van Nederland.

Het areaal wordt beschreven in negen zogenaamde fysisch geografische regio’s (fgr) die zijn onderverdeeld in 132 natuurdoeltypen. Die worden geaggregeerd tot 16 ecosysteemtypen die worden onderverdeeld in 45 fgr-subecosysteemtypen, waarvan er 27 in de graadmeter worden meegenomen. Agrarisch gebied (blz. 13, ruim 2 miljoen hectare) wordt niet meegenomen omdat essentiële gegevens uit de meetnetten ontbreken. Uit de tabel op blz. 35 blijkt dat 636.328 hectare wordt meegenomen van de ruim 4 miljoen hectare van heel Nederland, dat is ruim 15% van de oppervlakte.

Voor de gegevens wordt gebruik gemaakt van het Netwerk Ecologische Monitoring (NEM)iv. De gegevens worden door vrijwilligers verzameld volgens gestandaardiseerde protocollen en betreffen tellingen van vogels, vlinders, planten en reptielen. In de inleiding staat dat de betrouwbaarheid van de gegevens beperkt is voor soorten uit de habitatrichtlijn, met uitzondering van de vogels. Toch blijkt uit de meeste tabellen de betrouwbaarheid als goed te worden gekwalificeerd.

De basis van de soorten die worden meegenomen zijn de soorten die in de doelgroep fgr-systemen voorkomen en die behoren bij het referentiebeeld: een weinig door de mens beïnvloede situatie. Er zijn echter nog een aantal beperkingen (blz 43), niet-inheemse soorten zijn niet meegenomen, bomen en struiken zijn niet meegenomen aangezien deze kunnen zijn aangeplant. Mossen worden niet meegenomen want ze staan niet in het meetnet. Zoogdieren worden niet meegenomen, omdat die geen toegevoegde informatie geven over de kwaliteit van de landnatuur. Ook reptielen worden niet meegenomen.

Verder zijn er nog een aantal voorwaarden bij het kiezen van de relevante soorten (blz. 37) waaronder: ze moeten gevoelig zijn voor menselijk ingrijpen en ze moeten aan verandering onderhevig zijn.

Als de aantallen voor een soort toenemen, wordt dat statistisch afgekapt op 100% omdat bekeken wordt wat de teruggang is ten opzichte van het referentieniveau. Daarmee krijgt de graadmeter de betekenis van “intactheid”. Door de indices te combineren kan de toename van een soort (tot meer dan het referentieniveau) de afname van een andere soort niet compenseren.

Conclusie

Slechts 15% van Nederland wordt gebruikt om de natuurwaarde te bepalen. De gebruikte soorten zijn behoorlijk beperkt. Geen zoogdieren, reptielen, bomen en struiken. Geen veel voorkomende soorten, geen soorten die ongevoelig zijn voor menselijk ingrijpen. De rekenmethode laat soorten die toegenomen zijn niet zien, alleen gelijkblijvend of afgenomen.

Het opvallende is dat de natuurwaarde dus niets zegt over de hoeveelheid of de verscheidenheid van aanwezige soorten, maar slecht over een beperkte selectie op een beperkt deel van Nederland. De natuurwaarde wordt daarmee een abstract getal zonder weerslag van de werkelijkheid zoals die er is en ervaren wordt. Een academisch product zonder waarde in de werkelijke wereld in ieder geval geen weergave van de biodiversiteit.

Natuurwaarde 2.0 kan alleen maar een alarmistisch beeld geven door de wijze van berekenen. Dat doet het dan ook. Met een waarde van 19% biedt het beleidsmakers een basis om de alarmvlag te hijsen. Er wordt ingrijpende regelgeving tot stand gebracht met Natura 2000, Natuur en Habitatrichtlijnen, beperkingen van de jacht en alarmisme over bestrijdingsmiddelen en natuurlijk subsidies.

Er zijn twee belangrijke uitgangspunten die impliciet de stemming over de natuur bepalen. De eerste is dat ingrijpen door de mens alleen maar achteruitgang is. De tweede is dat wordt uitgegaan van een eerdere, blijkbaar ideaal-situatie. Een natuurbalans of natuurevenwicht. Maar eigenlijk weten we dat er geen evenwicht is, maar permanente verandering. Bergen eroderen, rivieren slibben dicht of meanderen. Eilanden verdwijnen, oevers veranderen. Er is aanlanding van grond op de waterbodem, waar planten zich in vestigen. Van moeras naar bos. Van muggen naar vogels en zoogdieren. Dieren en planten evolueren, nieuwe soorten ontstaan en oude soorten sterven uit. Om het pathetisch te zeggen, verandering is de enige constante.

Dankwoord

Dit artikel is tot stand gekomen na lezen van de blogs op climategate.nl die door Rypke Zeilmaker geschreven zijn. De meeste van zijn bronnen heb ik, dankzij goede verwijzingen, zelf kunnen controleren.

  1. iBrink, B. ten (2000) Biodiversity indicaters for de OECD Environment Outlook and Strategy. RIVM Report 4020010014

  1. iiBrink, B.J.E. ten ea. (2002) Technisch ontwerp natuurwaarde 1.0 en toepassing in natuurverkenning 2 RIVM rapport 408657007

  1. iiiReijnen, M.J.S.M. ea (2010) Natuurwaarde 2.0 land Planbureau voor de Leefomgeving; WOT rapport 110

  1. ivCBS (2015) Meetprogramma’s voor flora en fauna. Kwaliteitsrapportage NEM over 2014 Uitgeverij CBS